09 september 2000
Op Vakantie Met Rob Muntz
Een dag kreeg ik de tijd om na te denken over de vraag of ik mee wilde naar Jeruza-lem, om enfant terrible Rob Muntz te begeleiden bij het maken van een kerstspecial over het heilige land. Twee dagen later stonden we op Schiphol. Rob Muntz, spelend met zijn elektrische tandenborstel. Regisseur, soufleur en cameraman Paul Jan van de Wint, en neef Gijs, de lange iets wat slungelige vaste geluidsman van het stel.
Iets voor middernacht maakt een mevrouw in KLM-uniform bekend dat het inmiddels vijf uur vertraagde vliegtuig naar Tel-Aviv definitief niet zal vertrekken. De gestrande passagiers zullen de nacht in het Shera-ton moe¬ten doorbrengen. Terwijl de meeste reizigers teleurgesteld afdruipen, beent Paul Jan van de Wint woedend op de servicedesk af. Hij wil de verantwoordelijken spreken. "U gaat NU zorgen dat wij vannacht nog naar Israël vliegen." Woedend slaat zijn hand bij ieder woord op de servicebalie.
De andere reizigers hebben zich allang door de KLM naar de voor hen geregelde hotels laten vervoeren. De taxfree winkels zijn bezig hun deuren te sluiten.
Verderop praat Rob Muntz geanimeerd met een andere stewardess.
"Zeg, dat Sheraton Hotel, hebben ze daar een mini bar?"
"Ik denk het wel meneer."
"En hoeren, kunnen we daar ook hoeren bestellen?"
Een week voor vertrek kende ik Rob Muntz vooral van de keren dat hij bij het VPRO programma Was-kracht! ter tonele verscheen. Hitler in Wenen was nog niet gemaakt, maar Willibrord Frequen had hij al met gelijke Muntz terugbetaald door diens opdringerige camerageilheid over te nemen. De man die al Tjakaa roepend door Ratelband op een knietje werd getrakteerd. Televisie waar je eerst om moet lachen om je er vervolgens verschrikkelijk over op te winden. Want tegen wie namen Muntz en zijn cameraman het nu ei-genlijk op? Ameri¬kaanse TV-dominees die van een relletje in Nederland niets te vrezen hebben? Oude mannetjes die zo dom zijn om pornobanden te bestellen en daarom getrakteerd worden op een bezoekje met lopende camera? In een van de laatste afleveringen voor ons vertrek probeerde Muntz, vermomd als TV-dominee, een bedelaar met een geamputeerd been te genezen. "Laat uw krukken vallen, want u ben gered door Jezussss!"
Muntz wist TV spraakmakend te maken en daar was ook de VPRO trots op. De Gids zette hem op de voor-pagina en sloot een bijpassende bumperstikker bij.
Begonnen als Frequen parodie werd het steeds minder duidelijk of de parodist nog parodieerde, of dat hij zich inmiddels zelf ontpopte als de VPRO Frequen. Maakte hij nu een programma over TV die te ver gaat, of nam hij daar geen genoegen mee en wilde hij teverder gaan?
"Omdat het leuk is," zegt van de Wint als ik hem in het vliegtuig voor het eerst wat langer spreek. We wil-len de kijker misselijk maken.
"Daarom denken we er over aflevering die we nu in Israël gaan draaien, af te sluiten met een Holocaust potporie. Een Clip waarin Muntz verkleed als Feigin, met op de achtergrond beelden van concentratiekam-pen , het lied De laatste trein, ten gehore zal brengen. Lijkt het je wat?"
Het is de eerste keer tijdens onze reis dat ik mij afvraag hoe te ver ik bereid ben te gaan.
Van de Wint ziet mijn aarzeling: "Wil jij op de achtergrond een beetje mee dansen, als jood."
"Dat zou wel leuk zijn!" valt Muntz hem bij.
“Wie dan leeft wie dan ziet.” Stel ik voor.
"Het stinkt hier", merkt Muntz plotseling op. "dat moeten die basketballers zijn."
Twee lange jongens van het nationale team, op weg naar een interland in Tel-Aviv, kijken even op uit hun Steven King boeken, en lezen verder.
"Ga je de hele reis mensen beledigen?" vraag ik.
"Dus jij gaat dansen in die videoclip." dringt van de Wint aan.
"Die basketballers," herhaalt Muntz nu luid, "zitten gewoon het hele vliegtuig vol te rotten."
“Wel druk zeker?” informeert van de Wint bij de stewardess als ze op het lampje is afgekomen.
“Dat gaat wel hoor meneer”
“Het is wel spitsroede lopen.”
“Het hoort er allemaal bij.”
“En dan moeten jullie tussendoor ook nog de captain pijpen”
De stewardess glimlacht beleeft, zet het glaasje water neer en loopt weer verder.
“Heeft ze toch weer wat meegemaakt!” merkt Muntz tevreden op.
Van de Wint blijkt al snel de baas van wat hij zelf opvat als een militaire operatie. Opdrachten worden uitgedeeld alsof het bevelen zijn. Dat neef Gijs geen gediplomeerd geluidsman is, dat Muntz zich voor dit programma nauwelijks heeft ingelezen, en dat ik geen ervaring heb, baart van de Wint in het geheel geen zorgen. Het lijkt hem eerder gerust te stellen. Hij heeft het programma in zijn hoofd, we moeten het alleen nog even draaien.
“Jij gaat een rabbijnen pak met baard voor ons regelen." Zegt hij als onze taxie de bergen voor Jeruzalem binnen rijd.
"Wat voor Rabijn?"
"Gewoon een rabbijnen pak."
Muntz kijkt door het raampje naar het met stenen bezaaide landschap: "Ze zijn hier allemaal even gek." Analyseert hij. “Of niet soms?”
Eenmaal in Jeruzalem worden perskaarten en filmvergun¬ningen geregeld. Alles gaat in het Engels. Mijn kennis van het hebreeuws komt voorlopig alleen van pas als er falafel besteld moet worden.
“Zeg maar dat we er drie willen Wertheim.” Commandeert van de Windt.
Voor alle zekerheid is ook een beroep gedaan op een journaliste die ons per telefoon, zonder precies te we-ten waar ze aan meewerkt, met raad en daad bij staat. Aan haar word gerefereerd met "Die hoer." Want zoveel is duidelijk, iedereen is onze tegenstander; de mensen die wij filmen, de redactie in Hilversum, ie-dereen.
"Jij gaat ook regelen dat we bij een chassidische familie op bezoek mogen." Zegt van de Wint als ik vertel dat het met mijn zoektocht naar een baard niet zo wil vlotten. "Dan gaat Muntz daar een glaasje melk over het kosjere vleesaanrecht gieten." Muntz grijnst zijn aanstekelijke glimlach. Opnieuw vraag ik mij af hoe teverder ze moeten gaan voor ik op het vliegtuig naar huis stap.
Muntz, die normaal de productie van het programma op zich neemt, staat mij tijdens het vele mo¬bile tele-foon verkeer op energieke wijze bij. Als productieassistent bij programma’s als De Hunkering , Catherina en Ischa. Weet hij precies hoe hij mij naar mijn doel moet souffleren.
Na twee dagen kan geluidsman Gijs, die tot dan toe vooral rustig achter ons aan heeft gelopen, beginnen met de make-up van Muntz. Zijn haar wordt Grijs, zijn gezicht zonnebankbruin en ook het hemelblauwe dominees pak wordt uit de koffer gehaald. Muntz wordt de TV dominee, die hij in Amerika speelde. Als de viesagie er op zit komt een klein apparaatje tevoorschijn. Het geheime elektrische oortje, waarmee van de Wint Muntz souffleert.
"Denk je niet dat mensen argwaan krijgen als ze Muntz in dat gekke pak zien?" vraag ik als we richting klaagmuur trekken. “Als we binnen zijn doen we toch waar we zin in hebben." grijnst Muntz.
“Die mensen zijn zo vol van zich zelf,” legt van de Wint uit, ”die zien helemaal niet wat ze voor zich heb-ben, daar zijn de te vooringenomen voor.”
De boel bedonderen bij de klaagmuur is de eerste klus waar ik echt tegen op zie. De eerste dagen, waarin Muntz in zijn blauwe pak door de oude stad struint om christenen belachelijk te maken, gingen mij verba-zend makkelijk af. Toen Muntz zich op de Via de la Rosa met gespreide armen plotseling aan een door Poolse gedragen kruis ging hangen, moest ik gegeneerd lachen. Wantrouwen jegens Poolse Katholieken won het van een goede opvoeding. Aan het maken van een morele beslissing kwam ik door alle adrenaline niet toe.
Bij de klaagmuur wordt van mij gevraagd mijn joodse opvoeding aan te wenden om de onvoorspelbare Muntz in de gebedsriemen te praten. Wie A zegt moet ook B zeggen, houd ik mij zelf voor. En dus vertel ik de dienstdoende mannen bij de muur dat de wat excentriek uit¬ziende Muntz een kinderprogramma maakt, waarin hij terug wil naar zijn joodse wortels. De smoes werkt, en de naar verloren zieltjes speurende gelo-vigen blijken maar wat graag berijd om hem de gebedsriemen om te leggen.
Ook als Muntz zich voorstelt als "Dominee Muntz" gebeurt er niets. Omgeven door vrome man¬netjes, kijkt hij geil de kamera in. Wat voor mij als kijker altijd over kwam als, kijk mij hier eens vrolijk tussen die gek-ken staan, blijkt in werkelijkheid een non-verbale oproep aan Paul Jan om hem te soufleren via het elek-tronische oortje."
"Ik geloof dat ik die joden toch het leukst vindt." Constateert van de Wint als we onze keppeltjes in de Taxie af hebben gezet.
Die avond ziet van de Wint op TV dat moslims en christenen in Nazareth met elkaar op de vuist zijn ge-gaan. Van de tweede intifada is nog lang geen sprake. Besloten wordt naar de plek des onheil af te rijzen. Tot groot vermaak van Muntz en van de Wint heb ik met rode stift twee PERS borden voor achter de auto-ruit gemaakt. "Toch een beetje bang, Wertheim?" informeert van de Wint.
Wanneer ik tijdens het rijden de koppeling wat vaak indruk en de motor op de snelweg af slaat, wordt be-slist dat ik de rest van de vakantie niet meer mag rijden.
Terwijl van de Wint stuurt vertellen hij en zijn neef Gijs over de geneugten van het harde rijden. Hoe het voelt om op je motor met tweehonderd zeventig over de afsluitdijk te vliegen. Ook de kunst van het op twee wielen door de bocht rollen komt even langs en via een verhaal over neu¬kend rijden, komt het gesprek vanzelf op de voortplanting. "Hoeveel vrouwen heb jij eigenlijk gehad Wertheim?"
Al snel word duidelijk dat mijn antwoorden vooral op eerlijkheid worden beoordeeld. Als ik vraag of die eerlijkheid ook terug komt in de manier waarop zij met valse voorwendselen mensen voor de kamera krij-gen verdedigt van de Wint zich met verve. Want TV is een medium dat nooit eerlijk is. Hij kan met de montage alles uithalen wat hij zelf wil. "Dat doen ze bij ieder pro¬gramma, maar omdat ik berijd ben zo te monteren dat ik zelf in diskrediet kom valt het plotseling op."
Het is die schaamteloze manier van werken die mij deed besluiten met het drietal op pat te gaan. "Ik wil iets doen waar ik later spijt van krijg." Riep ik tegen mensen die vroegen wat ik verwachte. Van de Wint vindt het een mooi verhaal. Het sluit aan op zijn liefde voor de Belgische pseudo-documentaire C’est arrivé près de ches vous, waarin de camera ploeg die bezig is een documentaire te maken over een seriemoordenaar, langzaam medeplichtig wordt van diens gruwel daden. "Je mag jezelf als maker nooit ontzien", doceert van de Wint.
Gevraagd naar de bron van zijn woede, beëindigt van de Wint zijn ethisch betoog, zoals wel va¬ker, met een verwijzing naar Auswitsch. "Toen ze de deuren van de gaskamers opende, lagen de kinderen onderop, toen kwamen de vrouwen en daar weer boven lagen de mannen." Wat in Auswitsch gebeurt is, luid de redenatie, is zo schokkend, dat wie van minder nog geschokt is, blijk geeft van een misplaatst mensbeeld en een schokkend gebrek aan historisch bewustzijn.
Van de Wints argument is indrukwekkend omdat het beeld van de gaskamers indrukwekkend is. Tegelij-kertijd kan je je afvragen of Auswitsch op die manier niet verword tot een moreel zwart gat, waarin iedere constructieve ethische nuance onherroepelijk verdwijnt. "Uiteindelijk maken we gewoon een leuk pro-gramma. De verklaring verzinnen we er achteraf wel bij." Concludeert van de Wint grinni¬kend. Muntz knikt.
De rivaliserende moslims en christenen laten zich in de geboortestad van Christus niet gek maken en dus levert het bezoekje nauwelijks iets op.
Met nog drie dagen te gaan groeit de frustratie. Er is nog niets opgenomen dat teverder gaat. We zijn nog niet “Los’ gegaan, zoals van de Wind en Muntz het steeds dreigend noemen. De vraag is waarom. Komt het omdat Muntz zich in Israël te zeer op voor hem vreemd terrein bevindt? Zijn de mensen die we tot nu toe hebben gefilmd zoveel vreemder dan Muntz, dat de methode niet werkt, of komt het omdat de voorberei-ding toch te kort was. Of komt het omdat ik als aarzelende angsthaas een spelbreker ben.
De hoogste tijd voor een bezoekje aan Hebron. Lont van het middenoosten, en bakermat van godsdienstig fundamentalisme extremisme.
Onze eerste stop is vlak buiten Hebron. Opnieuw ben ik, tot groot plezier van mijn reisgenoten, een beetje bang. Hier ligt Baruch Goldstein begraven, de man die 5 jaar geleden 29 biddende moslims in de grot van de aartsvaders neer schoot. Het graf blijkt omringt door een pitto¬resk parkje, vernoemd naar rabbijn Kaha-ne. De man die de deportatie van alle in Israël woonachtige Palestijnen propageerde. Er staan bankjes, bloemetjes boompjes en zelfs aan een boekenkastje met gebedsboeken is gedacht. We hebben een afspraak met de zowel Kahane en Gold¬stein vererende Noam Federman. Via zijn elektronische oortje wordt Muntz gesouffleerd door de ook filmende van de Wint, die zich op zijn beurt weer laat soufleren door mij. Beslo-ten wordt dat Muntz de man volledig naar de mond praat. Als Muntz hem vrolijk vraagt waarom Palestij-nen toch zulke vieze mensen zijn, terwijl het in de nederzettingen zo prettig schoon is blijven, kijkt de man opgetogen in de kamera. De opnamen worden een goed voorbeeld van wat van de Wint mij in een van zijn uitgebreide referaten onderweg heeft duidelijk gemaakt; Fundamentalisten daar pakken waar ze het meest gevaarlijk zijn. Want juist mensen die alle middelen tot een doel geheiligd vinden, zullen ook een onbenul-lige nar als Muntz humorloos en dus serieus benaderen.
Muntz slaat joviaal zijn arm om de fundamentalistische setler. Hoe meer gruwelijke denkbeelden Federman ophoest, hoe theatraler Muntz om zijn hals gaat hangen. Zelfs zijn overduidelijk grijs geverfde haren, er zitten verfvlekken op zijn kraag en voorhoofd, wekken geen argwaan.
Een uur later parkeert van de Wint de auto tussen de op een autokerkhof voetballende jongetjes in een bui-tenwijk van Hebron. Muntz aait de aan cameraploegen gewende jongetjes joviaal over hun bol. Met hun vingertjes maken ze routineus het V gebaar als de kamera aan gaat. Door het raam van de auto doe ik een paar goocheltruckjes voor ze. Meer dan een jaar heb ik in Israël gewoond, maar dit is de eerste keer dat ik wezenlijk contact heb met de Palestijnse bewoners op bezet gebied.
Als de schemer valt hebben we de grot van de aartsvaders gefilmd, heeft Muntz gedanst en gezongen met zeer vriendelijke ultrareligieuze fundamentalistische joodse hippies. En hebben we de Palestijnse markt bezocht. Het bezoek wordt afgerond met een rondleiding door het door setlers opgericht herdenking muse-um van Hebron. Een doophof van referenties aan pogroms, holocaust en ander slachtofferschap moeten de bezoeker er van doordringen dat de joden het morele gelijk helemaal aan hun kant hebben.
"Toch geloof ik dat ik het meest met de Arabieren heb." concludeert van de Wint als we terug naar het Ho-tel rijden. Van de Wint voelt laat zich voordurend heen en weer trekken tussen beide culturen. Enerzijds is er zijn Joodse vader die hij pas op zeer late leeftijd voor het eerst ontmoete, anderzijds is er zijn Iranese vrouw met wie hij eerder een indrukwekende aflevering van Waskracht maakte. Een film over de reis die zij samen naar haar geboorteland maakten.
Een ingetogen verslag over het beklemmende leven in een door fundamentalisten geregeerd land. Al kon hij het ook toen niet laten om hij met provocaties, de onmenselijkheid van het fundamentalistisch denken aan te tonen. Bij het graf van Ayatollah Comeinie liet zijn vrouw heel even een stukje haar onder haar slui-er vandaan vallen. Een paar tellen later kon hij filmen hoe een verontwaardigde meute zich om hen heen verzamelde.
"Zou je niet meer van die programma’s willen maken?” vraag ik. “Iets minder met de botte bijl?” Van de Wint schud zijn hoofd. "Waar we nu me bezig zijn is nieuw en daarom veel interessanter. Maar het thema is het zelfde; mensen ontmaskeren die met hun zogenaamde fatsoenlijkheid alleen maar ellende aanrich-ten.” Als VPRO kijkers thuis geschokt op de bank naar ons zitten te kijken is dat alleen maar meegenomen. Dan worden die moraalridders ook eens gedwongen na te denken over hun eigen beperkte inzichten."
Ook Munzt is aanmerkelijk milder als hij zelfstandig werkt. Radiodocumantaires die hij maakte over het leven op de kermis, en over een nagelstudio op de Amstedamse Wallen, overtuigen juist door compassie en betrokkenheid. Aan provoceren komt Muntz op de radio nauwelijks toe.
Als we even later in het overdonderende landschap van de Westbank, plotseling een met hekken omheinde nieuwbouwwijk passeren informeert Muntz oprecht geïnteresseerd “of daar ook Palestijntjes wonen?". Van de Wint buldert van het lachen als ik hem verbijstert aan kijk. "Hij begrijp er geen ene moer van." giert hij. Uit de reactie op de achterbank valt op te maken dat ook Muntz zelf het daar volko¬men mee eens. "Jonge ik heb geen idee hoe het hier allemaal zit. Ze zijn hier toch allemaal even maf, of niet?"
Het is een illustratie van wat van de Wint steeds in het bijzijn van Muntz heeft geroepen. Na¬melijk dat hij Muntz gebruikt als buikspreekpop. Zelf zou hij niet voor de kamera wil¬len. "Muntz is verschrikkelijk came-ra geil, en de camera is dol op Muntz, hij durft alles en zit vol ideeën. Mijn taak is om de goede van de slechte ideeën te onderscheiden. Daarom heeft hij ook dat oortelefoontje in, dan kan ik hem sturen."
Muntz is toe aan zijn vierde vaas bier als we in de hotelkamer gezellig zitten na te praten. Van de Wint drinkt sap. Alcohol, koffie en thee raakt hij niet aan. Naar eigenzeggen omdat hij als klein jongetje al be-greep dat in tijden van oorlog koffie, alcohol en sigaretten de meest be¬geerde producten worden. Beter dus om daar niet afhankelijk van te zijn. Ook met vrouwen blijkt van de Wint een stuk minder wilt dan Gijs en Muntz. Bij alles dat hij doet, lijkt van de Wint bovenal de controle in handen te willen houden. Hij bepaalt hoe het programma er uit komt te zien, niet de redactie in Hilversum. Zoals ook hij beslist welke fotograaf bij interviews met hem en Muntz de plaatjes schiet. Zelfs het wegwerp cameraatje dat ik voor de reis heb aangeschaft mag ik als het vol is, inleveren.
Pas als ik laat op de avond mijn kaartspel te voorschijn haal om een paar goocheltruckjes te ver¬tonen, lijkt van de Wint plotseling zijn controle over de situatie kwijt te zijn. Wanneer ik, tot groot vermaak van Muntz en Gijs, de kaart die hij getrokken heeft uit zijn broekzak tevoorschijn haal, wil hij de kaarten onderzoeken. Als dat gebeurt is, wil hij het nog eens zien, maar dan op zijn voorwaarden.
Opnieuw vraag ik hem een kaart te trekken, maar als hij de kaart terug moet stoppen in het spel merk ik dat hij stiekem een kaart achter houd. Het is een kartelachtige poging de controle over de situatie weer de baas te worden. Dit alles tot groot ongenoegen van Muntz die vindt dat van de Wint nu te ver is gegaan. Er ont-popt zich een hevige discussie over de ethiek van het bedriegen. "Je moet je wel aan de spelregels houden," vindt Muntz, die zich zichtbaar opwindt over de po¬ging van van de Wint om mijn goocheltruc te ontmaske-ren. Zelf blijkt hij ooit als hypnotiseur door Nederland te hebben getrokken. Niets is hem zo vertrouwt als de ethiek van het oplichten.
Met nog twee dagen te gaan, moet het programma de vorm vinden die van de Wint in zijn hoofd heeft. Na lang bellen en het aanhoudende energieke advies van Muntz, is het gelukt een rabbijnenpak met baard te regelen. Een oud vrouwtje komt de baard, die heel kostbaar blijkt te zijn, persoonlijk bij Muntz opplakken. Behalve voor acteurs blijkt ze ook gewerkt te hebben voor vrouwen die willen zien hoe het er aan toe gaat in de alleen voor mannen toegankelijke grot naast de klaagmuur.
Vermomd als ultra orthodoxe jood zetten we ze af bij de klaagmuur. Bij de ingang voor het zwaarbeveilig-de plein, worden Muntz en Van de Wint tegen gehouden. De metaaldetector slaat uit op het zendertje dat Muntz onder zijn zwarte jas draagt. Als ook geluidsman Gijs, met in zijn hand de hengelmicrofoon, er naast gaat staan, ontstaat bij de dienstdoende veiligheidsmensen verwarring. In de hoop een en ander op te helde-ren haalt Muntz doodleuk zijn perskaart tevoorschijn. Waarop een pasfoto prijkt zonder baard, gebedslok-ken of zelfs maar iets dat enigszins vergelijking ver¬toont met de vermomming die hij aan heeft.
Van de Wint, die vermomt als toerist met zijn camera al binnen was, moet te hulp schieten.
Met strakke blik en hevige gebaren weet van de Wint de politie duidelijk te maken dat ze niets kwaads in de zin hebben. Zolang hij geen bom bij zich heeft lijken de agenten het wel goed te vingen. Ze mogen door-lopen naar de klaagmuur.
Vijf minuten later komen Muntz en van de Wint, gevolgd door een man in regenjas met zonne¬bril, naar onze auto gesneld. "Wegwezen, NU!" commandeert van de Wint terwijl de man met de regenjas schijnbaar vriendelijk op het raampje klopt.
Het duurt vijftien minuten voor van de Wint klaar is met schelden. Alles wat niet volgens plan ging wordt ons fijntjes ingewreven. "Als ik zeg dat die auto daar moet staan, moet hij ook daar staan en niet vier plaat-sen verder op!" scheld van de Wint ook na dat we hem hebben duidelijk gemaakt dat we door een agent werden weg gestuurd. "Als jullie godver¬domme niet precies doen wat ik zeg gaat het Godverdomme hele-maal mis!"
Een paar hongert meter wordt Muntz snel afgesminckt, de dame die ons de zeer kostbare baard leende zwaait ons terwijl we ons haasten naar de volgende afspraak. Het bezoek de Chassidische familie, waar ik de hele rijs al tegenop had gekeken. Wat moeten ze in godsnaam doen wil ik besluiten dat de maat vol is, vraag ik mij in stilte af.
Als we na een rondleiding door het kosjere huishouden tenslotte in de keuken staan vraagt Muntz, tot mijn verbazing en opluchting, geen glaasje melk om over het aanrecht te gooien. Meer dan wat gekke bekken, die voor onze gastheer onopgemerkt blijven, komt het niet. Naafloop eten we beleefd een plakje cake, en wordt mij gevraagd of ik de groeten wil doen aan vrienden in Nederland. "De band sturen we op!" Liegen we als ze ons in de deur staan uit te zwaaien.
Onder de indruk van de bizarre leefwereld van het ultra orthodoxe gezin vraag ik in de auto wat de andere er van vonden. "Helemaal geschift." Roept Muntz. "Misdadig", vindt van de Wint, "als je ziet hoe die klootzak zijn kinderen manipuleert."
"Hij deed mij denken aan Donald Suddeland,“ analyseert geluidsman Gijs,” in Kelly’s Hero’s, als hij die vage tank bestuurde speelt.”
“Waarom ging dat glaasje melk nou niet over het vleesaanrecht?” wil ik weten.
“Omdat jij er bij was.”
Ik knik en besef met dat de lijn tussen compliment en verwijt een dunne is.
De laatste dag van ons verblijf rijden we naar het dorpje Dimona, in het zuiden van Israël. Onder de rok van Israëls enige kernreactor, wonen daar de Black Hebrews. Een groep uit Amerika overgewaaide negers die er van overtuigt zijn de verloren twaalfde stam te zijn. Ze lopen rond in vel gekleurde zelf geweven kaftans en luisteren naar Loren Hill. Toch, als ze het over Amerika hebben, spreken ze over hun gevangenschap.
Muntz, wiens van grijsverf en lak aaneengekoekt haar na tien dagen nauwelijks nog serieus te nemen valt, wordt ontvangen door één van hun geestelijk lijders. Het werkelijke opperhoofd, van wie de sekte leden vermoeden dat hij de Messias is, praat niet met de pers.
"Wie bent u? vraagt de man wiens kantoor vol hangt met foto’s van Malcom X, Martin Luther King en andere grootheden uit de zwarte Amerikaanse geschiedenis. Dit keer heeft Muntz geen adviezen nodig. "Ik ben ook een geestelijk lijder." antwoordt hij.
"En wat doet u zoal?"
"Ik genees mensen?"
"En hoe ontdekte u dat u die gave had?"
"Toen Emiel Ratelband mij in mijn kruis trapte." oreert Muntz stralend.
Er is wederzijds respect.
"Hoeveel vrouwen mag een man hier eigenlijk hebben?" vraagt Muntz ongesouffleerd, als we even later het naaiatelier binnen lopen.
"Zeven." Antwoordt een vrouw in een paarse gewaad. Muntz blijkt de situatie goed aan te voelen.
Als we na een lange dag filmen door de verlate woestijn rijden wordt er teruggekeken op de reis. Muntz zit al weer vol plannen voor nieuwe situaties waarin hij zichzelf zou willen plaatsen terwijl van de Wint weer vrijuit filosofeert over de essentie van wat hij en Muntz met hun programma willen bereiken. Van een spe-cial over Heider is nog dan nog geen sprake. Wel willen ze heel graag iets “naarst” doen met een liedje over de holocaust.
Voor mijn vertrek had ik hier en daar verteld dat ik mee wilde gaan om eens iets te doen waar ik later spijt van zou krijgen. Zelf heb ik het gevoel dat dat redelijk gelukt is. Van de Winden Muntz lijken daar anders over te denken. “Echt ‘los’ zijn we niet gegaan”. Herhalen ze steeds. “Misschien dat dat toch in Nederland maar moet gebeuren. “Met die videoclip over de holocaust.”
“Doe je mee?” vraagt van de Wint, die het antwoord al weet. “Dan weet je hoe het is om echt los te gaan.”
“Zet anders maar op de aftiteling dat het programma tot stand kwam met tegenwerking van Micha Wert-heim.” Opper ik. “Er wordt hard gelachen.
Voor ons laatste avondmaal in het heilige land word gestopt bij een afgelaten weg restaurant aan de vrijwel verlate woestijnweg die ons terug naar Jeruzalem moet lijden. We zijn de enige gasten en rammelen van de honger. Zoals gebruikelijk beslist van de Wint waar we gaan zitten. Omdat de ober geen Engels spreekt, voel ik mij voor het eerst echt nuttig.
Als onze eerste gang, een groot bord Humus met pita brood op tafel staat geeft Paul Jan mij opdracht de andere door ons bestelde gerechte af te gelasten.
“Dit is meer dan genoeg,” zegt hij wijzend op de berg pita broodjes, “zeg maar dat ze die vis kan laten lig-gen.”
“Maar die vissen liggen al op de gril” sputter ik tegen.
“Luister Wertheim,” herhaald van de Wint terwijl hij de serveerster wenkt, “Jij bent mee als tolk, het gaat er niet om wat jij vindt. Ik wil dat je die vis nu terug neemt.”
“Dat kan je toch niet maken.” Probeer ik nog maar de serveerster staat al aan onze tafel.
“Zeg dan?” gebaard van de Wint, hij kijkt de serveerster strak aan.
“Wat moet ik zeggen.”
De serveerster kijkt mij vragend aan.
“Zeg dat we die vis van haar niet meer willen.” Herhaald van de Wint.
“Wat kan ons die vis in godsnaam schelen?”
“Is het eten niet goed?” wil de serveerster weten, ze voelt blijkbaar aan dat er iets mis is.
“Zeg dan!” Herhaalt van de Wint, “Zo moeilijk is het toch niet?”
“Ze willen dat ik zeg dat ze de vis niet meer hoeven” hoor ik mezelf uiteindelijk zeggen.
“Het gezicht van de vrouw verhard.”
“Je heb het gezegd hè?” proest Muntz van het lachen.
“Ja Wertheim, daar hadden we je mooi te pakken.” Grijnst van de Wint.
Voor het eerst heb ik het gevoel iets gedaan te hebben waar ik spijt van heb.
"Volgend jaar gaan we bij Gadafie op bezoek!" belooft Muntz plechtig als we de rekening betalen. Dan merkt geluidsman Gijs op dat hij zin heeft om “Weer eens lekker met een Ferari over de snelweg te bla-zen.”
"Laat Wertheim maar zien wat je kunt." Spoort van de Wint neef Gijs aan als we weer in de huur auto zit-ten. Waarop Gijs het gas plat indrukt. Als bezetene scheuren we over de onverlichte woestijnweg.
"Van mij hoeft het niet." probeer ik, maar Gijs is nog maar net begonnen. "We pakken de ideale lijn." Zegt hij als we met honderd zestig aan de linkerkant van de weg een scherpe bocht in steken.
Ik roep dat ik het eng vindt.
"Ben je weer bang, Wertheim?" informeert van de Wint.
Ik knik.
"Dan moet je dat duidelijk maken", zegt hij grinnikend, terwijl de auto met een moordvaart slippend door de bochten glijd. "Dat was een drift." Legt Gijs uit.
Honderd tachtig lees ik op de meter en kijk naar het door de koplampen verlichte wegdek. Zo nu en dan schiet er een tegenligger langs.
"Hij wint met carten ook altijd ." Meld Muntz vanuit de bijrijders plaats.
Ik klem mijn handen om de greep in het portier en besef hoe nutteloos die bescherming is als we nu op een tegenligger zouden knallen.
“Als je bang bent moet je het duidelijk maken.” Herhaald van de Wint.
"Vijftig punten" roept Muntz als de auto pijlsnel langs een plotseling opdoemende tractor zoeft.
"Zeker ook bang om dood te gaan?" informeert van de Wint.
Als we na een halfuur racen de bergen van Jeruzalem in zicht krijgen, beginnen er plotseling rode lampjes op het dashboard te knipperen. "Ik geloof dat we de motor heb opgeblazen," mompelt Gijs.
Volg Micha