12 februari 2022

Compensatieregeling

Een ingekorte versie van dit verhaal stond eerder op de Corespondent 

De nieuwe compensatieregeling voor podiumkunsten dwingt veel theatermakers om het schaarse publiek dat naar binnen mag een minderwaardig product voor te schotelen.

 

Het nieuwe kabinet maakte op 25 januari bekend dat de theaters weer open mochten, maar met een minimale bezetting, die vaak neerkomt op een stuk of dertig bezoekers die verspreid door de zaal op grote afstand van elkaar zitten. Heel sympathiek natuurlijk, behalve als je, zoals ik, theater maakt waarbij het publiek een belangrijke rol speelt. Iedere cabaretier weet dat een zaal waarin mensen niet vlak bij elkaar zitten nauwelijks reageert. Optreden voor veertig man kan net, weet ik maar al te goed uit de eerste jaren dat ik optrad, maar alleen als iedereen naast elkaar en vooraan kan zitten. Zo niet, dan vallen grappen dood, en gaan zowel het publiek als de artiest zich afvragen waar ze nu eigenlijk mee bezig zijn. Het ontbreken van de vierde wand is wat cabaret zoals ik dat graag zie, onderscheidt van veel alle andere theatervormen. Maar ook bij toneel heeft het publiek een onmisbare functie. Dat was ook de conclusie die theaterrecensenten en publiek unaniem trokken na het zien van de vele online theatervoorstellingen die tijdens de eerste lockdown geproduceerd werden. Hoe goedbedoeld ze ook waren: het werkte niet. Geen wonder dat er bij de laatste lockdown nauwelijks nog online voorstellingen werden gemaakt.

De online voorstelling die ik zelf maakte werkte volgens mij alleen omdat het gelukt was de toeschouwers de illusie te geven dat ze samen met anderen zaten kijken, dat ze onderdeel waren van een live publiek. Toen de ingelogde kijker zich aan het einde plotseling realiseerde dat al het zogenaamde publiek van tevoren was opgenomen, en ze in haar eentje had zitten kijken, kwam die boodschap hard aan. Als die voorstelling van mij érgens over ging was het wel de conclusie dat theater een sociale ervaring is.

 

Aangezien ik mijn publiek geen ondermaatse voorstelling wil aanbieden heb ik besloten geen gebruik te maken van de compensatieregeling. Het was geen gemakkelijke beslissing om niet naar het theater te gaan om er voor 30 man toch iets te doen. Zoals het er nu naar uitzie krijg ik daarom geen cent compensatie. Zo dupeer ik ongewild de theaters waar ik al jaren kom , maar ook mijn impresariaat waar allemaal mensen al twee jaar voorstellingen moeten verplaatsen aflasten en weer verplaatsten. Zij hebben het al twee jaar heel zwaar, maar krijgen zoals het er nu naar uitziet, alleen een compensatie als ik een voorstelling speel waarvan iedere vezel in mijn lichaam weet dat die zonder goed gevulde zaal van onvoldoende kwaliteit zal zijn. Wat de situatie nog wranger maakt, is dat het grootste deel van de mensen die een kaartje voor mijn voorstelling gekocht hadden toch al niet hadden mogen komen, omdat er geen plek voor ze was in de vrijwel lege zalen.

De verleiding is erg groot om tegen beter weten die paar mensen die wel naar binnen mogen een matig avondje uit te bezorgen. Dat zie ik links en rechts om mij heen ook gebeuren. Ik kan het vooral mijn beginnende collegas moeilijk kwalijknemen. Juist als je net aan het begin van je cariere staat is het belangrijk om theaters niet teleur te stellen. Wel vrees ik dat ze met die paar voorstellingen gene reclame voor zichzelf of hun vak maken. Veel publiek zal vermoeden dat de beginnende cabaretier gewoon niet zo goed is. En zelfs wie begrijpt dat een lege zaal zoiets is al een kappot instrument, zal na afloop toch de pest in hebben. Bovendien kan lang niet iedereen het zich veroorloven om nog langer geen geld te verdienen. Zeker als je weet dat er ook nog een theaterrechnicus is die van jouw  inkomsten afhankelijk is. Die moet ik dankzij de regeling zoals die nu is, uit mijn eigen zak betalen. Of ik moet heel koud beweren dat een zzper nu eenaam zelf verantwoordelijk is. Maar na twee jaar waarin theatertechnisie niet tot nauwelijk gecompenseerd zijn moet je wel heel wijnig gevoel hebben om dat te doen. Heel veel zelfstandige theatertechnici kwamen niet in aanmerking voor compensatie omdat ze als ZZPer geen eigen werkplek hebben. Terwijl iedere burocraat toch zou moeten begrijpen dat theatertechnici geen eigen theater hebben. Vaak hebben ze wel een bus, en een geluids tafel en een gezin om te onderhouden. Geen wonder dat na twee jaar het vrijwel onmogelijk is voor theatermakers om een gekwalificeerde technicus te vinden: de meeste hebben zich laten omscholen.

Veel theaters vroegen hun publiek tijdens de eerste lockdown om bij afgelaste voorstellingen geen geld terug te vragen, maar het geld aan het theater te doneren. Soms druppelde van dat geld iets door naar de artiest maar vaak bleef wat er met dat geled gebeurde heel onduidleijk. Andere theaters beloofden mijn publiek dat ze met het geld dat ze uitgaven voor mijn voorstelling een andere voorstelling mochten kiezen. Alsof het niet echt uitmaakt voor wie of voor wat je eigenlijk een kaartje koopt. Niet alleen zit een deel van mijn publiek straks bij iemand anders, de kans is niet ondenkbaar dat mensen die helemaal niet zitten te wachten op mijn voorstelling zo toch bij mij in de zaal zitten. Heel leuk voor wie van mening is dat alle theatervoorstellingen inwisselbaar zijn, maar in de praktijk natuurlijk een totale misvatting.

Ik schrijf dit niet om medelijden op te wekken. Gelukkig red ik mij nog. Ik schrijf dit ook niet omdat er geen regelingen zijn geweest. Die waren er afgelopen seizoen wel, maar toen had ik, vanwege alle onzekerheid, besloten een jaar niet te spelen. Ook dat kwam voor rekening van mijzelf.

Ik schrijf dit omdat veel andere makers het letterlijk niet kunnen opbrengen tegen de nieuwe absurde regeling in verzet te komen.  Terwijl andere zichzelf lijken weis te maken dat het optreden voor vrijwel lege zalen ook maar het begin van een oplossing is. Ik schrijf dit vooral omdat de perversiteit van deze goedbedoelde regeling, zoals die nu op tafel licht, mij letterlijk uit uit mijn slaap houdt.

Het enige waar ik als theatermaker controle over heb. is de kwaliteit van wat ik maak. Theater is voor mij één van de laatste plekken waar ik me vrij voel om zonder tussenkomst van derden mijn eigen artistieke koers te bepalen. Ik kan soms heel erg genieten van gesubsidieerd theater. Toch ik heb ik het altijd als een zegen beschouwd dat ik geen voorstel in hoef te dienen voor ik een programma besluit te maken. Dat uitgerekend de overheid mij, en met mij vele andere theatermakers, nu dwingt om die kwaliteit te compromitteren zodat het beetje publiek dat naar mijn voorstelling kan komen ook nog eens tot de conclusie komt dat ik mijn vak niet meer versta, veraad een aantal fundamentele misvattingen in het kunstbeleid.

Laat ik vooropstellen dat mijn bezwaren lang niet voor alle podiumkunsten gelden. Ik heb in een vrijwel lege zaal een prachtig concert van Liza Ferschtman bijgewoond, en ook de opvoering van Oorlogsvrouwen door Karina Holla in een mager gevulde coronazaal maakte diepe indruk op mij.

Wat mij steekt is dat in dit land kunst te vaak wordt gezien als een ritueel waarvan de inhoud volslagen ondergeschikt is aan de vorm. Theater zoals het nu aan het publiek wordt opgedwongen. is als een ziekenhuis dat open is, maar waar de artsen verplicht met één hand op de rug moeten opereren.

Zoals ziekenhuizen er niet zijn voor de artsen, zo zijn theaters er niet voor de makers. Toch is dat een misvatting die hartnekkig leeft. Theatergezelschappen die ten koste van alles vernieuwen en daarbij een groot deel van hun publiek verliezen hebben bij subsidianten al jaren een streepje voor op makers die hun publiek wel weten te boeien maar vernieuwing niet als doel op zich beschouwen. De vorige staatsecretaris stond regelmatig te juigen over hoe veerkrachtig de theatersector was, terwijl er van de gesubsidieeerde gezelschappen vrijwel geen inhoudelijke reactie kwam op de plosteling gewijzigde situatie. Het Intergalactisch Theater Gezelschap van Ivo van Hove ging gewoon verder met het maken van voorstellingen die al ver voor het uitbreken van de pandemie gepland waren. Twintig cameras erbij en klaar. Het gezelschap dat al jaren om het hardst roept hoe maatschappelijk relevant het is, wist de afgelopen twee jaar op geen enkele wijze wezenlijk te reageren op wat er maatschappelijk gebeurde. Toch maakte het in het jaar dat er nauwelijks publiek kwam meer winst dan ooit tevoren.

Musea die rondleidingen geven aan dementerende bejaarden krijgen daar in Nederland geld voor, maar komen in de problemen als ze niet kunnen verantwoorden wat de maatschappelijke meerwaarde van een tentoonstelling is. De gedachte lijkt te zijn dat kunst goed is voor een samenleving ook als er vrijwel niemand wezenlijk kennis van neem.

Om het allemaal nog een tikje genanter te maken legde Ivo van Hoove vorig jaar tijdens een radio-interview uit waarom hij die online shows van ITA niet gratis aan had geboden. “Ik heb in corona tijd geen bakker het brood gratis aan zien verkopen, dus waarom zou ik dat wel doen.”Het is natuurlijk een teken van beschaving dat de artistiek leider van het grootste theatergezelschap van dit land, nooit bij een voedselbank is geweest. Maar de blinde vlek van Van Hove verraad ook die andere gevaarlijke misvatting. De gedachte dat theater gewoon een bedrijfstak is waarvoor de wetten van de markt gelden. Wie iets maakt dat goed is, zal er heus niet kopje onder mee gaan.

Was het maar zo simpel. Afgelopen maand beschreef Willem Jaap Zwart de perfecte storm die de nederlandse podiumkunsten te wachten staat als straks het virus plotseling echt onder controle is. Door alle voorstellingen die de afgelopen twee jaar zijn verzet zitten de agendas van theaters straks voller dan ooit. Tegelijkertijd zullen de zalen leger zijn dan ooit tevoren. Oudere mensen durven niet, jongeren hebben het niet in hun systeem en inflatie zal een avondje theater er niet goedkoper op maken. Theaters die nu met hangen en wurgen gered zijn, lopen het risico om dan alsnog keihard kopje onder te gaan.  De misvatting dat de zalen op het moment dat het mag vanzelf helemaal volstromen is misschien nog wel gevaarlijker dan de gedachte dat theater geen publiek nodig heeft. Toch kan je het theaters en gezelschappen moeilijk kwalijk nemen. Wie, zoals ik, besloot om vorig jaar niet te spelen, kreeg geen geld. En dus zagen producenten van grote producties zich haast gedwongen om niets te annuleren. De vrije producent die annuleert loopt het risico failiet te gaan. Het theater dat een geeds getekent contract ontbindt maakt kans zelfs een groot bedrag te moeten betalen wegens contractbreuk. Gesubsidieerde gezelschape die annuleren moeten dat uitleggen aan de subsidiant.

 

Het wordt tijd dat theatermakers en beleidsmakers stoppen met leven van dag tot dag maar samen kijken naar een structurele manier om de podiumkunsten uit deze wurggreep te bevrijden. Dat gaat niet in een paar weken lukken. Een paar bekende gezichten gaan in talkshows ook het antwoord niet kunnen vinden.

Als we echt willen dat er over een paar jaar nog iets over is van een divers en spannend aanbod, zal er lang, zorgvuldig en fundamenteel moeten worden nagedacht. Dat we daar na twee jaar nog steeds niet aan toe zijn gekomen stemt somber. Maar magisch denken en kortetermijn oplossingen gaan ons niet redden.


Delen
Volg Micha ook op   facebook twitter