22 december 2024
OVT: vlaggen
Afgelopen dinsdag stond ik in de aula van de Amsterdamse toneelschool te wachten op een voorstelling. Tegen een vriend die toevallig in dezelfde rij stond, merkte ik op dat een half jaar geleden de muren van deze school helemaal vol hadden gehangen met oproepen tot solidariteit met het Palestijnse volk. Ik vertelde hem dat ik dat vrij intimiderend had gevonden, niet zo zeer de sympathie voor de Palestijnse zaak, die ik goed kan begrijpen, maar de totale afwezigheid van zorgen over de Nederlandse politiek, waar de geëngageerde theatermakers van de toekomst toch ook zorgen over zouden kunnen hebben.
En nu, zes maanden later, hing er helemaal niets politieks meer aan de muur. Ook dat voelde enigszins ongemakkelijk.
En wat vind je dan van al de Palestijnse vlaggen die door de stad hangen? Vroeg de vriend.
Tja wat vind ik daarvan.
Ik vertelde hem dat ik mij nog goed herinner dat de Palestijnse vlag in Israël helemaal verboden was. Pas begin jaren 90, net toen ik in Jeruzalem studeerde, werd dat verbod, als onderdeel van de vredesbesprekingen, opgeheven. Het hijsen van de Palestijnse vlag, voelde destijds als een overwinning. Een symbool van hoop op vrede en erkenning van de Palestijnse kwestie.
Ondertussen was mijn liefde voor de Israëlische vlag juist aan het bekoelen.
Als kind was ik altijd vervuld geweest van trots als we die vlag ergens zagen wapperen. Na alle vernederingen die Joden in Europa te verduren hadden gehad was die vlag een symbool van hoop. Het bewijs dat joden meer konden zijn dan slachtoffers.
Tot iemand mij erop wees dat het toch ingewikkeld was dat er een Joods symbool stond op een vlag die voor alle burgers van het land zou moeten wapperen.
Wat als een Palestijnse inwoner olympisch goud wint? Moest die dan gehuldigd worden met een vlag met daarop de Davidster?
Wat ook al niet hielp was dat het in die tijd vooral settlers waren die ik dagelijks met Israëlische vlaggen zag zwaaien. De vlag die ik als kind zo vaak getekend had, bezorgde mij steeds vaker een gevoel van ongemak.
In de prachtige dansvoorstelling “Anafaza” van de Israëlische choreograaf Ohad Naharin, waarover ik u in een eerdere column al eens lastigviel, rennen alle dansers op een gegeven moment met een bonte verzameling vlaggen over het podium.
Het ene moment gebruiken ze een vlag om onder te schuilen, het andere moment belet die lap textiel ze in hun bewegingsvrijheid.
Ohad Naharin houdt er niet van als mensen zijn voorstellingen proberen te duiden, hij noemt dat een vorm van roddelen, maar voor mij vat zijn vlaggendans, de paradox van iedere vlag goed samen.
Ik moet soms aan die dans denken als ik zie hoe iemand uit solidariteit een vlag voor het raam heeft gehangen. Een vlag die het zicht op de buitenwereld onmogelijk maakt en daglicht belet om binnen te komen.
Bathseba Dance company heeft de inmiddels dertig jaar oude voorstelling momenteel in Tel Aviv hernomen.
Zo kwam het dat tussen een vrolijke verzameling vlaggen van over de hele wereld, behalve een Israëlische ook een Palestijnse vlag over het podium in Tel Aviv dwarrelde.
Voor de Israëlische minister van cultuur, die de voorstelling zelf natuurlijk niet zag, was dat deze week genoeg reden om te onderzoeken of hij de subsidie aan het dansgezelschap stop kan zetten.
Of hem dat gaat lukken valt nog te bezien, maar het past goed bij het ongegeneerde nationalisme dat over de hele wereld, en zeker ook hier Nederland, steeds brutaler de kop op steekt.
De bewonderenswaardige Palestijns Joodse burgerrechtenbeweging Standing-Together, die strijd voor rechtvaardigheid en opstaat tegen racisme, bezetting, geweld en ongelijkheid, vraag betogers ondertussen om bij hun demonstraties geen vlaggen mee te nemen.
Ook zonder vlaggen is de wereld al ingewikkeld genoeg.
Volg Micha