18 september 2024
Lessen van Pieter Bouwman
Op 18 september 2024 overleed, theater, radio en TV maker Pieter Bouwman. Tijdens zijn uitvaart mocht ik een paar woorden wijden aan de manier waarop hij als regisseur met mij werkte.
Toen ik een eenzame student was en niet goed wist wat ik met mezelf en mijn leven aan moest, luisterde ik bijna iedere avond naar De Mannen van de Radio. Twee verwarde stemmen, die in een sadistisch en absurdistisch universum, steeds opnieuw verdwaalden in hun eigen gelijk.
Dat ik een aantal jaren later beide mannen zelf zou leren kennen, en dat ze ook nog eens heel aardig voor mij waren, had ik toen niet kunnen dromen. Toch wist ik, toen ik zelf een theatervoorstelling mocht maken, één ding zeker: onder geen beding wilde ik met Pieter Bouwman samenwerken.
Dat had alles te maken met een avond in Paradiso. Daar had ik op het grote podium, tijdens het Bal der Geweigerde, een column voorgelezen waarin ik de vloer had aangeveegd met alle rancuneuze schrijvers in de zaal. Na mij trad Wim Helsen op. Tijdens zijn act liep Pieter, die op dat moment met Wim werkte, als een soort dirigent naar de rand van het podium. Wild gebarend begon hij hem tijdens diens act te regisseren.
Dat leek mij geen goed idee. Toch bleef ik na afloop een poosje rondhangen in de hoop op een complimentje. Dat kwam niet.
Het enige dat Pieter had gezien, zo vertrouwde hij mij toe, was een zelfgenoegzame jongen die verkrampt een column voorlas om zijn eigen gelijk te halen. Het was verschrikkelijk geweest om naar te kijken en onmogelijk om naar te luisteren. Verbijsterd droop ik af.
Vier jaar later, drie maanden voor ik in première zou gaan met mijn eerste avondvullende programma, zat ik helemaal vast. Er moest iets gebeuren, en dus liet ik mij door mijn impresario Helga Voets overtuigen om toch Pieter maar eens uit te nodigen. Die was, hoe onaangenaam ook, tenminste eerlijk tegen mij geweest, die avond in Paradiso.
Diezelfde week nog zat hij in een zaaltje van het oude Crea tegenover mij. Pieter wilde best met mij werken, maar niet aan de voorstelling die hij de avond daarvoor van mij gezien had. Of we begonnen helemaal opnieuw, óf ik mocht het verder zonder hem doen. Toen ik opperde dat ik een paar goede grappen wilde behouden, antwoordde Pieter dat grappen hem niets interesseerden.* Die kon ik vast ook op het allerlaatste moment wel verzinnen. Eerst moesten we maar eens uitzoeken wat ik werkelijk op dat podium wilde doen.
Wat volgde was een korte maar intensieve samenwerking die mij als maker gevormd heeft. Een aantal van de lessen die ik van Pieter leerde, wil ik graag met jullie delen. Pieter was behalve een fantastische maker en een wonderlijke man, voor mij en heel veel anderen ook een lieve, betrokken en kundige regisseur.
Les 1: Wees als je vierjarige zelf
“Als kind van vier weet je precies wat je wil, kan en moet doen met je creatieve ingevingen,” was een psychologische theorie waarin Pieter heilig geloofde. Als we ouder worden, passen we ons gedrag aan en gaan sociaal wenselijk gedrag vertonen. We moeten leren overleven in ons gezin, later in de klas, daarna op school en dan op het werk. Aangepast gedrag is een noodzakelijke overlevingsstrategie, zoals we er in ons leven wel meer ontwikkelen.
Het probleem is dat al die overlevingsstrategieën vaak zo sterk worden en zoveel van onze aandacht en energie vragen, dat we ons er mee gaan vereenzelvigen. Dat we vergeten wat het is dat daaronder leeft en dat we met hand en tand verdedigen: de vierjarige versie van onszelf, die zich bedreigd voelt.
Het is als maker de kunst om in contact te komen met onze vierjarige ik. Die beschikt over ongeëvenaarde, originele, creatieve krachten. Dat kan alleen door hem of haar de ruimte en veiligheid te geven die nodig zijn om weer net als vroeger echt vrij te durven spelen.
Om erachter te komen wat mijn vierjarige ik wilde, vroeg Pieter mij om hem een naam te geven. De naam die ik toen verzon, is Pieter nooit vergeten. Altijd als we elkaar tegenkwamen, informeerde hij hoe het met hem ging. Toen we eenmaal een naam voor mijn vierjarige zelf hadden verzonnen, moest ik hem hardop vragen wat hem nou leuk leek om te doen op het podium.
Tot mijn verbijstering hoorde ik mijzelf zeggen dat hij met een hoepel over het podium wilde rennen, zoals Hans Klok vaak doet vlak voordat hij zichzelf laat verdwijnen.
“Prima,” zei Pieter, “dan gaan we die hoepel meteen laten maken.”
Ik stribbelde tegen, dat ik die goocheltruc helemaal niet kende en dat ik liever eerst wilde bepalen waar mijn voorstelling inhoudelijk over moest gaan.
Les 2: Niet jij, maar de voorstelling bepaalt het onderwerp
Pieter wees mij erop dat steeds als ik het over die hoepel had, er een glimlach op mijn gezicht verscheen. Zodra ik over de diepere betekenis van mijn voorstelling begon te praten, verscheen er een frons op mijn voorhoofd.
Die glimlach, verzekerde Pieter mij, daar moest ik op durven vertrouwen. Dat was wat het kind in mij wilde. Die frons, leerde hij mij, dat was mijn vierjarige zelf, die in paniek raakte, zich terugtrok en begon met het afschieten van verbaal afweergeschut.
Het is het beste advies dat ik ooit van iemand heb gekregen:
Als een nieuw idee bij mij gepaard gaat met een frons, laat ik het schieten; als ik een glimlach voel, ga ik erachteraan.**
De verdwijntruc, die ik niet kon, maar waar ik wel vrolijk van werd, werd de rode draad in mijn eerste voorstelling. Wat niet wil zeggen dat ik alleen maar die hoepel hoefde te pakken. In de praktijk kwam het erop neer om als volwassen maker de voorwaarden te creëren waarbinnen dat denkbeeldige kind ongestoord kan spelen. De volwassen versie van mijzelf moest een voorstelling bouwen waarin het kind met die hoepel kon spelen zonder bang te zijn dat hij niet begrepen werd. Die vijligheid creëer je niet door precies te weten waar de voorstelling over gaat of wat alles betekent, maar door te zorgen dat er binnen de voorstelling een logica bestaat die alles wat er op het podium gebeurd laat kloppen. Door kaders te te plaatsen waarbinnen dat spel het beste werkt.
Pieter gebruikte soms de metafoor dat ik mijn eigen kind op schoot moest nemen als die even bang of onzeker werd.
Les 3: Maak van je demonen je vrienden
Pieter vertelde mij tijdens een van onze eerste sessies over de tijd dat hij, oorspronkelijk opgeleid als orthopedagoog, met anorexiapatiënten werkte. Bij de behandeling lag de nadruk erop ze te laten stoppen met slecht voor zichzelf te zorgen. Maar Pieter wilde juist dat de meiden begrepen dat ze de kracht die ze gebruikten om zichzelf uit te hongeren, ook voor iets goeds konden gebruiken.
Er is extreem veel wilskracht nodig om jezelf uit te hongeren. Wie die wilskracht weet in te zetten voor iets positiefs, kan de hele wereld aan.
Voor mij betekende het dat ik moest stoppen met mijn publiek uit te leggen hoe de wereld in elkaar zit. Dat was wat Pieter in Paradiso gezien had: mijn verbale afweergeschut in volle actie. Een angstig jongetje van vier, dat in paniek de aanval koos omdat hij te bang was om echt te spelen. Want, daar waren we het snel over eens, als kind was dat hoe ik mij thuis staande had gehouden. Ieder gezin heeft zijn eigen wetten. Bij ons thuis gold dat analyseren het meeste punten opleverde. Ik was daar als kind heel bedreven in geraakt. Zonde dus om die krachten niet te gebruiken. Maar niet om mij te verdedigen. Dan kwam de verbeten kramp tevoorschijn die Pieter die avond in Paradiso gezien had.
En dus besloten we dat ik een voorstelling zou maken over een idioot die denkt dat hij zijn publiek kan uitleggen hoe de wereld in elkaar steekt. Mijn grootste angst, de gedachte dat mijn publiek mij zou ontmaskeren, dat mijn ouders mij niet slim genoeg vonden, werd plotseling mijn superkracht.
De idioot die alles rationeel denkt op te lossen door anderen de maat te nemen, de arrogante kwast die ik ging spelen, en de overdreven manier waarop hij zich verdedigde, kende ik als geen ander. Door mijn verdedigingsmechanisme niet te gebruiken om mijzelf te verdedigen, kon ik spelen met wapens zonder er last van te hebben. Vanaf nu speelde ik iedere avond een thuiswedstrijd.
Les 4: Virtuositeit is oninteressant
Tijdens een van onze eerste bijeenkomsten verzuchtte ik dat ik in mijn voorstelling iets wilde doen waar het publiek niet omheen kon. Iets waaraan ze zouden zien dat ik er als theatermaker toe deed.
Dat was, zei Pieter, precies de valkuil waar mijn vierjarige zelf in zou kunnen trappen: de angst die voortkomt uit de gedachte die ieder mens heeft, namelijk niet goed genoeg te zijn van zichzelf.
“Niets is zo saai als kijken naar iemand die iets heel goed kan of weet,” zei Pieter, en er viel een last van mijn schouders. “Zoals het ook heel saai is om naar iemand te luisteren die gelijk heeft of denkt te hebben.”
Een jongleur die acht ballen in de lucht kan houden is even leuk, maar iemand die wanhopig probeert met drie ballen te jongleren is veel aangrijpender en grappiger om naar te kijken. Wie zijn eigen onvermogen met het publiek deelt, maakt meer indruk dan iemand die indruk wil maken, en kan bovendien niet door de mand vallen.
Les 5: Een cabaretregisseur bestaat niet
De opvatting dat je je zwaktes juist moet laten zien, staat diametraal tegenover de leer van regisseurs die tegen hun protegé zeggen:
“Als jij je concentreert op dat waar jij goed in bent, dan zorg ik dat je zwaktes onzichtbaar worden.”
Dat levert gelikte maar verkrampte voorstellingen op. Het maakt de artiest afhankelijk. En het maakt de regisseur onmisbaar.
Daarom maakte Pieter vanaf dag één duidelijk dat ik zelf mijn voorstelling moest maken. Hij wilde me graag steunen, met mij meedenken en me aanmoedigen. Maar alle ideeën en beslissingen moesten uit mijzelf komen.
(Hier dramatisch naar de kist kijken)
Dit is geloof ik het moment dat ik moet zeggen dat ik je heel erg zal missen, Pieter. Maar eigenlijk is het tegenovergestelde waar.
Als het leven me zwaar valt, grijp ik al jaren terug op wat jij mij geleerd hebt: luisteren naar mijn glimlach, en goed zorgen voor mijn vierjarige zelf. Als Pieter weer eens niet op kwam dagen voor een werkafspraak – ook daar was hij heel goed in – vond ik dat altijd jammer, omdat hij goed gezelschap was en omdat ik wist dat zijn afwezigheid niets met mij te maken had, maar alles met zijn eigen demonen.
Maar het was overkomelijk. Pieter had mij geleerd om voor mezelf te zorgen. Het is jammer, maar niet geheel onverwacht, dat je er ook vandaag niet bij bent. Uitgerekend op de dag dat echt iedereen is komen opdagen, ben jij er weer eens niet en schitter je door afwezigheid.
Waarom toch, je had dit echt prachtig gevonden. Maar weet je wat het is? Ik ben het van je gewend. We redden het inmiddels ook wel zonder jou.
Al zou ik bij God niet weten hoe.
*6) Stiltes zeggen meer dan de lach.
Als Pieter naar mijn try-out was komen kijken, had hij het altijd over de momenten waarop er niet gelachen werd. Dan kon hij horen of het publiek echt geboeid zat te luisteren. Bij een schaterlach weet je dat niet zeker. Als het echt stil is, wanneer er niet gehoest wordt, als je een speld kan horen vallen, dan zegt dat veel meer over de kwaliteit van wat je staat te doen dan de hardste lach.
Wat niet wegneemt dat Pieter heel erg goed kon lachen, en het een groot voorrecht was om hem aan het lachen te krijgen.
**7) Toneel is een amorele vrijplaats
Om je glimlach te kunnen volgen, is het van groot belang dat je het toneel beschouwt als een amorele vrijplaats. Een plek waar je alles mag en kan denken en zeggen. Die afspraak met jezelf en met je publiek is noodzakelijk om een voorstelling te laten ontstaan die origineel, oprecht en vrij is. Dat betekent niet dat je daarmee tegen moraal bent. Integendeel, door een amorele vrijplaats te creëren geef je juist aan dat daarbuiten de moraal wel degelijk telt.
Het toneel is een plek waar je gedachten kunt ontwikkelen waar je nog niet zeker van bent, waar je uitspraken kunt doen die ingaan tegen wat je denkt te moeten zeggen, en waar je grappen kunt maken zonder je zorgen te hoeven maken over hoe die vallen. Zowel de maker als het publiek kan het theater zo gebruiken om even in gedachten naar plekken te gaan waar je in het echt liever niet zou komen: omdat je bang bent dat het niet hoort, dat het niet deugt, of dat anderen het je kwalijk zullen nemen. Net als in de sauna trekken we daarna onze kleren weer aan en stappen de buitenlucht in, waar de werkelijkheid met alle noodzakelijk en minder noodzakelijke wetten en tabous onherroepelijk op ons wacht.
Volg Micha